Vous êtes ici ›Home› Dossiers
10% MEER MOTORFIETSEN, 40% MINDER FILE! (NOVEMBER 2011)
Inderdaad! Indien 10% van de automobilisten op filegevoelige trajecten en piekmomenten zou kiezen voor een gemotoriseerde tweewieler, dan vermindert de file met 40%. Dat blijkt uit een recente studie die Transport & Mobility Leuven heeft uitgevoerd voor FEBIAC.
Maar het kan nog sterker: indien 25% van de autopendelaars een
motorfiets of scooter zou nemen, dan is er van files al helemaal geen
sprake meer...
Het promoten van de gemotoriseerde tweewieler is zonder
twijfel het meest haalbare, betaalbare en realistische scenario om
files en hun negatieve gevolgen snel, grondig en doeltreffend aan te
pakken. Het verminderen van de verkeerscongestie en het verbeteren van
de luchtkwaliteit vormen belangrijke uitdagingen voor onze mobiliteit
en onze maatschappij. Motorfietsen bieden op beide vlakken een
realistische en doeltreffende oplossing. Daarom is het belangrijk dat
de politieke wereld in het mobiliteitsdebat ruimere aandacht geeft aan
de rol van de gemotoriseerde tweewielers in ons verkeer.
Case-study: effect op verkeersafwikkeling
Omdat motorfietsen minder fysieke ruimte innemen, gaat het
verkeer duidelijk vlotter wanneer meer pendelaars hun wagen aan de kant
laten staan en zich per motorfiets naar het werk begeven. In de studie
die Transport & Mobility Leuven heeft uitgevoerd, wordt de
concrete impact op verkeersafwikkeling bestudeerd aan de hand van een
case study waarbij het verkeer op het snelwegtraject E40 Leuven-Brussel
in een typische ochtendspits nauwkeurig gesimuleerd wordt. Dat gebeurt
eerst in een referentiescenario en vervolgens in een scenario waarbij
een modale verschuiving optreedt van personenwagen naar de motorfiets.
Het referentiescenario geeft de verkeersafwikkeling in de huidige
situatie weer. Het Link Transmissie Model (LTM), dat ontwikkeld werd
aan de KULeuven, (Yperman (2007)), simuleert verkeersstromen in
netwerken op realistische
wijze.
Het is een dynamisch model dat de evolutie van de
verkeerstoestand weergeeft. Het proces van file-opbouw en file-afbouw
wordt in detail gemodelleerd. Dit state-of-the-art model leent zich
uitstekend tot het simuleren van files en voortplanting
van files in grote verkeersnetwerken.

Fig.1: Het beschouwde studiegebied
tussen Leuven en
Brussel
Vandaag ontstaat de file op dat traject rond 6u40 ter hoogte
van Sterrebeek. De file groeit snel aan, waardoor de reistijd op het
traject Leuven-Brussel toeneemt. Om 7u50 staat de staart van de file
ter hoogte van Leuven. Een ritje Leuven-Brussel duurt dan haast een
kwartier langer dan buiten de spits. Vanaf 8 uur begint de file
langzaam op te lossen, om 9u10 is de file verdwenen. In dit
referentiescenario dat voor de studie is genomen, tellen wij in totaal
1925 voertuigverliesuren per dag. Dat is de tijd die door alle
voertuigen samen werd verloren. Wanneer we op dit traject en tijdens
deze spitsperiode 10% van de auto’s vervangen door motorfietsen of
scooters, dan zijn de effecten op de file sprekend. De file vormt zich
nog steeds in Sterrebeek om 6u40, maar ze groeit duidelijk minder snel
aan en ze reikt ook minder ver, ergens tot halverwege Sterrebeek en
Bertem. Het tijdverlies bedraagt nooit meer dan 6 minuten en de file is
veel sneller opgelost, al om 8u30 is ze verdwenen. In dit scenario
tellen we 706 verliesuren,
een reductie van liefst 63%! Indien we – enigzins ambitieus - niet 10%
maar 25% van de
auto’s zouden vervangen door motorfietsen, dan
is er van files, van verliestijden en van filekost al
helemaal geen sprake meer.

Fig. 2: Reistijd op de E40 tussen Leuven
en Sint-Stevens- Woluwe in de ochtendspits in het referentiescenario en
in de scenario’s met modale verschuiving.
“Indien 25% van de autopendelaars een motorfiets
of scooter zou nemen, dan is er van files al helemaal
geen sprake meer.”
Rekening houden met het aanzuigeffect
Bij het bepalen van de impact van deze vrijwillige modal shift
van auto naar motor, wordt rekening gehouden met een aanzuigeffect op
het hoofdwegennet. Dit verduidelijken we even. Omdat het verkeer op de
snelweg vlotter gaat wanneer er meer motoren en minder auto’s gebruik
van maken, dan zullen meer mensen kiezen voor de snelweg. Daardoor zal
gemiddeld genomen ongeveer 2% extra verkeer worden aangetrokken, zo
leert het onderzoek. Nog anders gesteld: wie tot nu toe de hoofdwegen
vermeed en koos voor het onderliggende wegennet (inclusief het
hinderlijke sluipverkeer!), die zal meer geneigd zijn om de hoofdwegen
te gebruiken. Maar zelfs wanneer we rekening houden met dit
aanzuigeffect, dan nog treedt voor de case study Leuven-Brussel een
reductie in voertuigverliesuren op van 40% t.o.v. het
referentiescenario.
“Omdat het verkeer op de snelweg vlotter gaat
wanneer er meer motoren en minder auto’s gebruik van maken, zullen meer
mensen
kiezen voor de snelweg.”
Voor het hele hoofdwegennet: een besparing van
€350.000 per dag!
We kunnen dit onderzoek ook extrapoleren naar het gehele
hoofdwegennet. In de studie ‘Analyse van de congestie in België’
(Maerivoet S. & I. Yperman (2008)) werd vastgesteld dat op het
hoofdwegennet in België dagelijks door alle voertuigen samen ongeveer
37.000 verliesuren worden opgelopen. Wanneer hierin ten gevolge van de
modale verschuiving een reductie van 40% optreedt, kunnen dagelijks
ongeveer 15.000 voertuigverliesuren worden uitgespaard. Combineren we
deze waarde met een tijdswaardering van 23.76 €/u per voertuig, dan
bekomen we een totale tijdsbaat van ongeveer 350.000 € per dag ten
gevolge van de modale verschuiving van personenwagens naar
motorfietsen. Om de tijdskost te bepalen wordt de reistijd
gemonetariseerd. Voor pendelverkeer veronderstellen we een
tijdswaardering van 21.6 €/u per reiziger (bron: De
Ceuster (2010)). Anders uitgedrukt heeft een pendelaar er 21.6 € voor
over om een uur reistijd uit te
sparen in de spitsperiode.
Combineren we dit cijfer met de gemiddelde bezettingsgraad
van 1,1 reizigers per voertuig, dan
krijgen we een tijdswaardering van 23.76 €/u per
voertuig voor pendelverkeer.
Positieve effecten op het milieu
Naast de enorme winst die wordt geboekt op het vlak van
beperking van de fileuren en de filekost, vaart ook het milieu wel bij
de modale verschuiving van auto naar gemotoriseerde tweewieler. Een
recente motorfiets stoot immers minder schadelijke stoffen uit dan een
gemiddelde personenwagen en ook de uitstoot van CO2 is kleiner. De
totale externe emissiekost (de omrekening van milieubelasting in kost
voor de maatschappij) van motorfietsen ligt 21% lager dan die van een
gemiddelde personenwagen. Bij alle snelheden liggen de externe
emissiekosten van motorfietsen (type 4-takt, ≤ 250 cc, emissieklasse
Euro 3) lager dan deze van een gemiddelde personenwagen. Voor beide
voertuigcategorieën zijn de externe emissiekosten het kleinst bij een
gemiddelde snelheid van 60 à 70 km/u.

Fig. 3: Externe emissiekosten voor
motorfietsen en personenwagens op snelwegen in functie van de
gemiddelde
snelheid.
In het scenario dat hierboven werd ontwikkeld, ligt de totale
emissiekost 6% lager wanneer 10% van de auto’s wordt vervangen door
motorfietsen. 1% hiervan kan worden toegeschreven aan de vervanging van
auto’s door motorfietsen zelf, 5% is het gevolg van de vlottere
verkeersafwikkeling. In de toekomst zal deze (nu nog vrij beperkte)
milieuwinst gevoelig toenemen wanneer respectievelijk in 2014 (Euro 3),
2017 (Euro 4) en 2020 (Euro 5) nieuwe en steeds strengere emissienormen
voor motorfietsen van kracht worden.
Aandachtspunt: de veiligheid
Toch mogen wij niet blind zijn voor eventuele negatieve
gevolgen van deze modal shift. De veiligheid is er daar een van. FEBIAC
is daarom al veel langer pleitbezorger van onder andere een goede
rijopleiding en van een goede regeling van het rijden in en tussen de
files. Dat laatste is inmiddels op wettelijk vlak geregeld, en ook een
hervorming van het rijbewijs staat op stapel. Daarnaast is het een feit
dat een grotere aanwezigheid van tweewielers in het verkeer een
bewustwording creëert bij de automobilist. Door meer en frequenter
motorrijders te zien, wordt er met hen ook meer rekening gehouden. Het
kan het wederzijds begrip en respect op de weg alleen maar bevorderen.
Voorzieningen voor motorrijders
In steden moeten voldoende aangepaste parkeervoorzieningen
voor gemotoriseerde tweewielers worden voorzien. Motoren en scooters
zijn een wezenlijk onderdeel van de mobiliteitsmix, en worden dat in de
toekomst vast nog meer. Zoals bij fietsparkings doen deze speciale
parkeervoorzieningen het wildparkeren afnemen en verminderen ze het
risico op diefstal van het voertuig. De motorfietsparkeerplaatsen zijn
uitgerust met in de grond verankerde systemen en zijn zo ontworden dat
auto’s er niet kunnen parkeren.
Op die manier zijn deze plaatsen veilig en steeds ter
beschikking van de motorrijders. Een realistisch richtcijfer is om voor
elke 20 autoparkeerplaatsen een motorfietsparkeerplaats te voorzien.
Meer aanbevelingen zijn te vinden in de “Brochure
voor wegbeheerders” van het BIVV.
“In steden moeten voldoende aangepaste parkeervoorzieningen
voor gemotoriseerde tweewielers
worden voorzien.”
Besluit
Indien 10% van alle autopendelaars op de hoofdwegen de auto
inruilt voor een motor of scooter, dan wordt het aantal verliesuren in
de file dagelijks met 15.000 uur beperkt en daalt de filekost met
350.000 euro per dag. Files worden korter en lossen sneller weer op.
Bovendien treedt er een aanzuigeffect op naar de hoofdwegen dat het
onderliggende wegennet ontlast en sluipverkeer beperkt. De studie van
Transport & Mobility Leuven laat slechts één conclusie toe:
gemotoriseerde tweewielers zijn een efficiënt, haalbaar en schoon
alternatief voor de auto en zijn een onmisbaar onderdeel van
congestiebestrijding op onze wegen. U kan de volledige resultaten van
de studie “Pendelen per motorfiets: een impactanalyse” door Transport
& Mobility Leuven (21 september 2011)
op eenvoudige aanvraag bij FEBIAC bekomen.